Vanaf 26 mei 2022 gelden gewijzigde retributiebedragen voor verblijfsaanvragen.
Voortaan zijn er zes verschillende bedragen.
Deze bedragen zullen nog steeds op 1 januari van elk jaar worden aangepast, in functie van het gemiddelde indexcijfer van het voorafgaande jaar.
Hieronder kan je een algemeen overzicht terugvinden van de wijzigingen per rechtsgrond:
Met deze wijziging komt de Belgische staat tegemoet aan de rechtspraak van de Raad van State van september 2019. De Raad stelde toen dat de retributiebedragen voor het indienen van een verblijfsaanvraag in redelijke verhouding moeten staan tot wat de geleverde dienst (de behandeling van de verblijfsaanvraag door de DVZ) effectief kost.
Uit het verslag aan de Koning bij het nieuwe KB blijkt dat de effectieve kosten werden herberekend en dat de nieuwe retributiebedragen hierop zijn afgestemd.
De retributie moet in principe betaald worden per persoon. Maar voortaan geldt er een belangrijke uitzondering. De retributie moet namelijk betaald worden per aanvraag en dus niet langer per persoon wanneer:
- de rechtsgrond van de verblijfsaanvraag dezelfde is én
- het een verblijfsaanvraag is door gehuwde of wettelijk geregistreerde partners en/of voor de met hen samenwonende kinderen van minstens één van hen.
Voorbeeld: een gehuwde vader en moeder en hun 2 samenwonende kinderen dienen een regularisatieaanvraag in op basis van artikel 9bis van de Verblijfswet. Zij hoeven slechts één enkele retributie (313 euro) te betalen. Minderjarige kinderen zijn sowieso vrijgesteld maar dus ook indien het samenwonende meerderjarige kinderen betreft moet er voor hen niet extra betaald worden, want de indiening gebeurt op dezelfde rechtsgrond (art. 9bis).
Méér informatie
Zie de Gemcomnota van DVZ van 31 maart 2022, de FAQ op de website van DVZ en de tabel van de DVZ met een overzicht van de bijdragen.
Rechtsgrond
Het KB van 9 februari 2022 vervangt het vernietigde artikel 1/1/1 van het Verblijfsbesluit, zoals ingevoerd door het KB van 16 februari 2015.